Tijdens de omzwervingen op de hei vlogen regelmatig veldleeuweriken langs met prooien in hun snavels. Dit wekte mijn interesse, omdat ik de indruk had dat ze niet in de directe omgeving van hun nest naar voedsel zochten, zoals roodborsttapuiten dat doen, omdat ze soms talrijk zijn én omdat veldleeuweriken minstens zo zwaar zijn als tapuiten en van die laatste soort vermoeden we dat voedsel een knelpunt kan zijn op de hei. De vraag is dus hoe het kan dat deze leeuweriken nog zo algemeen kunnen voorkomen ondanks hun grote insectenbehoefte en welke tactieken ze gebruiken om aan hun behoefte te voldoen.
Een vanuit beheeroogpunt belangrijke vraag is in hoeverre uit gebruik genomen akkers of andere rijkere delen noodzakelijk zijn voor het voorkomen van veldleeuweriken op heidevelden. In het uiterste geval is de struikhei zelf alleen van belang voor het nest en niet voor de voedselvoorziening! Verklaart het voorkomen van voedselrijkere delen rond heidevelden het soms talrijke voorkomen van veldleeuweriken op de hei en kunnen we met voedselrijke delen de aantallen veldleeuweriken doen toenemen?