Tapuiten (25 g) broeden in oude holen van konijnen en komen voor van Oost-Canada via Euraziƫ tot in het westen van Alaska. Alle tapuiten overwinteren in de Sahel, dus ook de Nederlandse. Ze leggen vijf of zes lichtblauwe eieren in een tot twee nesten per jaar, van half april tot in juli. Ze maken jaarlijks dus minder nesten dan de twee andere kleine insecteneters, graspieper en roodborsttapuit. Tapuiten voeren hun jongen met ongeveer dezelfde prooien als roodborsttapuiten, maar in grotere aantallen: tapuiten zijn immers 50% zwaarder dan roodborsttapuiten. Tapuiten hebben meer voedsel nodig en ze zijn daardoor ook kwetsbaarder voor een eventuele afname van prooien. Zou dat een rol hebben gespeeld bij de achteruitgang van tapuiten? Tapuiten zijn sterk afgenomen sinds de jaren tachtig; tegenwoordig resteert nog maar een fractie van de aantallen die er waren.