
Vorige week verscheen een artikel waarin ik uit de doeken doe in hoeverre de broedbiologie van een algemene insecteneter, de roodborsttapuit, verschilt tussen twee erg verschillende habitats: mineraalarme, zure heidevelden en mineraalrijke, basische kustduinen. De aanleiding voor dit onderzoek was de gedachte dat insecten afnemen als gevolg van verzuring en vermesting in van nature mineraalarme habitats zoals heidevelden, maar veel minder afnemen in door calcium gebufferde duinen.
Het blijkt dat het leven voor roodborsttapuiten op de hei minder rooskleurig is dan in de duinen: de vogels leggen er minder eieren per nest, het gewicht van de nestjongen is er lager en varieert sterker gedurende het seizoen. Het dieet dat de jongen kregen verschilt ook, met name door het veel kleinere aandeel rupsen dat op de hei gevoerd wordt. Ondanks de verschillen in voedsel worden nestjongen in beide habitats even vaak gevoerd en ook zoeken ouders in beide habitats even ver van hun nest naar voedsel voor de jongen: dit alles wijst op een geringere voedselkwaliteit op de hei.
Maar is dit nou een gevolg van verzuring en vermesting? Dat is vooralsnog onbekend, omdat onbekend is in hoeverre er van nature al verschillen zijn tussen beide habitats, waardoor het niet mogelijk is om de broedbiologische verschillen in verband te brengen met extra door mensen veroorzaakte verzuring. Ik zeg: op naar minder verzuurde en vermeste heidevelden om het onderzoek daar als referentie te herhalen!